ECLI:NL:HR:1996:AA1753

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31835
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • M. Zuurmond
  • A. Fleers
  • H. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen en buitengewone lasten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 november 1995, betreffende de aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen voor het jaar 1991. De Inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 97.681,--, maar na bezwaar werd deze verminderd tot ƒ 96.325,--. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze ambtshalve was verminderd.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. In de beoordeling van de klachten oordeelt de Hoge Raad dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitgaven van belanghebbende voor alternatieve geneesmiddelen niet als buitengewone lasten ter zake van ziekte in aanmerking kunnen worden genomen. Het Hof heeft vastgesteld dat de betrokken middelen als voedingssupplementen worden gebruikt, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarde dat de middelen uitsluitend als geneesmiddelen worden gebruikt.

Belanghebbende betwist dit oordeel en stelt dat het niet gaat om de verschillende toepassingsmogelijkheden van het middel, maar om de specifieke toepassing in zijn geval. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof terecht de voorwaarde heeft gesteld dat de middelen niet voor andere doeleinden dan als geneesmiddelen worden gebruikt. De klachten van belanghebbende falen, en de Hoge Raad oordeelt dat het Hof voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de middelen niet uitsluitend als geneesmiddel worden gebruikt.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is vastgesteld op 27 november 1996 door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 november 1995 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 97.681,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Bij ambtshalve gegeven beschikking van de Inspecteur is de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 96.325,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze ambtshalve door de Inspecteur was verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur terecht belanghebbendes uitgaven voor door hem als "medicijnen alternatieve geneeskunde" aangeduide middelen niet als buitengewone lasten ter zake van ziekte in aanmerking genomen. Daartoe heeft het Hof beslissend geacht dat de betrokken middelen als voedingssupplementen plegen te worden gebruikt zodat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de middelen niet voor andere doeleinden dan als geneesmiddelen worden gebruikt. 3.2. In cassatie bestrijdt belanghebbende dat oordeel in de eerste plaats met het betoog dat het niet om de verschillende toepassingsmogelijkheden van het middel gaat maar om de specifieke toepassing in dit geval. Deze klacht faalt: het oordeel van het Hof dat te dezen de aan het slot van 3.1 weergegeven voorwaarde moet worden gesteld is juist (HR 23 juni 1982, nr. 20 443, BNB 1983/31 en HR 20 april 1983, nr. 21 451, BNB 1983/180). 3.3. 's Hofs oordeel dat belanghebbende onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de onderhavige middelen niet voor andere doeleinden dan als geneesmiddel plegen te worden gebruikt kan, als berustende op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en geen nadere motivering behoevende, in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Voor zover de klachten tegen dit oordeel zijn gericht falen zij eveneens. 3.4. De klacht ten slotte dat het Hof zou hebben overwogen dat de betreffende middelen door belanghebbende als voedingssupplementen zijn gebruikt, berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van het Hof en faalt derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 november 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.