ECLI:NL:HR:1996:AA1750
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Urlings
- J. Zuurmond
- W. Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot vruchtgebruik en renteopbrengsten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 3 januari 1996 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 heeft bevestigd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 169.487,--. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In cassatie werd onder andere de vraag behandeld of de rente van een depositorekening, die belanghebbende aan zijn zoon had overgedragen, als inkomsten van belanghebbende of zijn zoon moest worden aangemerkt. Het Hof verwierp het standpunt van belanghebbende dat zijn zoon de rente had genoten, en oordeelde dat de renteopbrengsten ter beschikking van belanghebbende waren, zoals bedoeld in artikel 33, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Belanghebbende stelde dat het Hof had verzuimd om zijn stelling van vruchtgebruik te behandelen. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel faalde wegens gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien het Hof impliciet deze stelling had verworpen. De Hoge Raad concludeerde dat de oordelen van het Hof niet blijk gaven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de middelen van cassatie niet konden slagen.
De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep. Dit arrest is op 11 december 1996 vastgesteld door de raadsheer Urlings als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.