ECLI:NL:HR:1996:AA1731

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31387
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Zuurmond
  • C.H.M. Jansen
  • Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 juni 1995. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen voor het jaar 1990, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 62.019,--. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak, maar het Hof bevestigde de beslissing van de Inspecteur.

Na de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij een klacht ingediend. De Staatssecretaris van Financiën diende een vertoogschrift in. Belanghebbende heeft zijn beroepschrift in cassatie na de wettelijke termijn aangevuld met een brief, maar deze aanvulling werd niet in behandeling genomen omdat de wet dit niet toestaat.

Tijdens de procedure bij het Hof was er een brief van belanghebbende ontvangen na de mondelinge behandeling, waarop het Hof geen acht heeft geslagen omdat deze buiten de procesorde was ingediend. In cassatie betoogde belanghebbende dat het Hof ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan deze brief, omdat hij om zwaarwegende redenen niet aanwezig kon zijn bij de mondelinge behandeling. De Hoge Raad oordeelde echter dat de omstandigheden die belanghebbende aanvoerde, zoals slechte gezondheid en verkeersproblemen, voor zijn eigen risico kwamen. Het Hof had derhalve terecht besloten om de brief niet tot de processtukken te rekenen.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 25 september 1996 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren C.H.M. Jansen en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 juni 1995 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 62.019,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft zijn gemotiveerde beroepschrift in cassatie na het einde van de wettelijke termijn voor beroep in cassatie aangevuld bij een op 19 december 1995 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen brief. Op deze aanvulling kan echter geen acht worden geslagen, nu de wet niet de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
3. Beoordeling van de klacht 3.1. Bij het Hof is op 28 oktober 1994, derhalve na de mondelinge behandeling van de zaak, een brief van belanghebbende binnengekomen op de inhoud waarvan door het Hof geen acht is geslagen omdat deze "buiten de procesorde is ingediend". 3.2. In cassatie betoogt belanghebbende dat het Hof nu belanghebbende als gevolg van zwaarwegende redenen niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling van zijn zaak ten onrechte geen acht heeft geslagen op de inhoud van voormelde brief. Dit betoog faalt. De door belanghebbende in zijn brief vermelde omstandigheden die ertoe hebben geleid dat hij niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling - hij was slecht ter been en kwam in verband met filevorming en parkeerproblemen te laat voor de zitting - komen geheel voor risico van belanghebbende, zodat het Hof zonder schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde heeft kunnen beslissen die brief niet tot de processtukken te rekenen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 25 september 1996 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren C.H.M. Jansen en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.