ECLI:NL:HR:1996:AA1724

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31523
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • C.H.M. Jansen
  • Fleers
  • Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en vrijstelling dubbele belasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 augustus 1995, betreffende de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1989. De belastingdienst had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 74.689, zonder aftrek elders belast. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

In cassatie heeft belanghebbende zich beroepen op de vrijstelling van artikel 2, lid 1 in verbinding met lid 2, aanhef en letter b onder 1 van het Besluit voorkoming dubbele belasting (tekst 1989). Het Hof verwierp dit beroep, oordelend dat het buitenlands inkomen van belanghebbende, dat voortkwam uit zijn dienstbetrekking aan boord van een Panamees geregistreerd zeeschip, niet aan belastingheffing in Panama was onderworpen. Belanghebbende stelde dat voor onderworpenheid in de zin van het artikel, subjectieve belastingplicht voldoende zou zijn, ook als de inkomsten vrijgesteld zijn van belastingheffing. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting niet juist was en dat het middel niet tot cassatie kon leiden.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof. Dit arrest is op 16 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 augustus 1995 betreffende de hem voor het jaar 1989 opgelegde aanslag inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 74.689,-- zonder aftrek elders belast, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende op de vrijstelling van artikel 2, lid 1 in verbinding met lid 2, aanhef en letter b onder 1 van het Besluit voorkoming dubbele belasting (tekst 1989) verworpen op grond van zijn oordeel, dat het buitenlands inkomen van belanghebbende voortkomend uit het vervullen van zijn dienstbetrekking aan boord van de "B", een door zijn in Zwitserland gevestigde werkgeefster gehuurd (in Panama geregistreerd) zeeschip dat onder Panamese vlag vaart en Panama tot thuishaven heeft, in Panama niet aan belastingheffing naar het inkomen is onderworpen in de zin van genoemd artikel 2. 3.2. Het tegen dit oordeel aangevoerde middel berust op de opvatting dat voor onderworpenheid in vorenbedoelde zin subjectieve belastingplicht voldoende is ook als - zoals belanghebbende in zijn beroepschrift in cassatie met betrekking tot de onderwerpelijke inkomsten heeft vermeld - de genoten inkomsten zijn vrijgesteld van belastingheffing. Die opvatting kan evenwel niet als juist worden aanvaard. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 16 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.