ECLI:NL:HR:1996:AA1713

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31664
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • F. Fleers
  • P. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen aanslag in het recht van successie na verkrijging uit nalatenschap

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een aanslag in het recht van successie. De aanslag was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van A, die op 24 november 1991 is overleden. De aanslag betrof een verkrijging van ƒ 550.000,-- met een verhoging van ƒ 1.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. X is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een verkrijging van ƒ 400.000,--, met een verhoging van ƒ 1.000,--.

X heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van X beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van X verworpen. Dit arrest is op 23 oktober 1996 vastgesteld door vice-president A. Stoffer als voorzitter, en de raadsheren J. Urlings, A. Zuurmond, F. Fleers en P. Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 mei 1995 betreffende de aan hem opgelegde aanslag in het recht van successie terzake van zijn verkrijging uit de nalatenschap van A, overleden op 24 november 1991.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is ter zake van zijn verkrijging uit voormelde nalatenschap een aanslag in het recht van successie opgelegd naar een verkrijging van ƒ 550.000,-- met een verhoging van ƒ 1.000,-- welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot één naar een verkrijging van ƒ 400.000,--, met een verhoging van ƒ 1.000,-- .
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 23 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.