gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z (Spanje) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 februari 1995 betreffende de haar voor het boekjaar 1 mei 1987 - 31 december 1987 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het boekjaar 1 mei 1987 - 31 december 1987 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 700.000,--, met een verhoging wegens niet tijdige aangifte, groot ƒ 500,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd en de verhoging heeft gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr P.J. Trijzelaar, advocaat te 's-Gravenhage. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 31 januari 1996 geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Belanghebbende heeft een schriftelijke reactie op die conclusie gegeven.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: A B.V. bezit alle aandelen in belanghebbende. Het boekjaar van belanghebbende liep van 1 mei tot en met 30 april. Op 31 augustus 1987 is het boekjaar van de vennootschap gesteld op het kalenderjaar. Het laatste gebroken boekjaar van belanghebbende liep van 1 mei 1986 tot en met 30 april 1987. De onderhavige aanslag heeft betrekking op de periode van 1 mei 1987 tot en met 31 december 1987. Het voor dit boekjaar uitgereikte aangiftebiljet heeft belanghebbende - ook na aanmaning - niet ingeleverd. De onderhavige aanslag is opgelegd naar een geschat belastbaar bedrag van ƒ 700.000,--.
3.2. Naar het Hof terecht heeft vooropgesteld, voorziet de wet niet in de mogelijkheid van beroep bij de belastingrechter tegen een beslissing inhoudende een weigering om in een bepaald geval een gevraagde fiscale eenheid te verlenen. Zulks neemt evenwel niet weg dat bezwaren tegen een weigering van toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wel aan de orde kunnen komen bij bezwaren tegen de aan een van de vennootschappen die blijkens een gedaan verzoek in een fiscale eenheid wensen te worden opgenomen, opgelegde aanslag. Het Hof heeft geoordeeld dat voor het onderhavige jaar de fiscale eenheid terecht is geweigerd. Het heeft daartoe onder meer overwogen dat het onderhavige boekjaar van belanghebbende liep van 1 mei 1987 tot en met 31 december 1987, en dat het boekjaar van de (groot)moedermaatschappij gelijk liep met het kalenderjaar. Aangezien reeds uit deze overweging volgt dat aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 15 van de Wet niet was voldaan, is het Hof bij de beoordeling van het geschil terecht ervan uitgegaan, dat belanghebbende en haar (groot)moedermaatschappij niet een fiscale eenheid vormden. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat het door de Inspecteur geschatte rendement op de onroerende zaken welke belanghebbende bezat, tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Voor zover de klachten dit oordeel bestrijden, kunnen zij niet tot cassatie leiden, aangezien dit als van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 30 augustus 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.Nr. 31.100 Mr Van Soest
Derde Kamer A Conclusie inzake:
Vennootschapsbelasting 1987 B.V. X
Parket, januari 1996 tegen
de staatssecretaris van Financiën