ECLI:NL:HR:1996:AA1505
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van der Linde
- J. de Moor
- P. van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De uitspraak van het Hof dateert van 23 december 1994. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Volgens een aantekening van de Griffier van het Hof is een afschrift van de uitspraak op 23 december 1994 aangetekend aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie is op 6 februari 1995 ter griffie van het Hof ingekomen. Dit betekent dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend, die eindigde op 3 februari 1995, zoals bepaald in artikel 20, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Echter, de argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 2 april 1995 aanvoert, zijn door de Hoge Raad als onvoldoende beoordeeld. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat de belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Hoge Raad heeft uiteindelijk beslist dat de belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn beroep in cassatie en dat het bedrag dat door de Griffier van de Hoge Raad is gestort voor de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof, aan de belanghebbende wordt terugbetaald. Dit arrest is op 3 april 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, samen met de raadsheren De Moor en Van Brunschot, en is in het openbaar uitgesproken.