ECLI:NL:HR:1996:AA1503

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • W. Zuurmond
  • M. Fleers
  • H. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van een aanslag in de zuiveringslasten door het waterschap Veluwe

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een aanslag in de zuiveringslasten van het waterschap Veluwe voor het jaar 1989. De belanghebbende, X, had een aanslag van f 35.112,-- ontvangen voor het perceel a-straat 1 te Q. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd de uitspraak van het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe door het Hof bevestigd. X heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij een middel van cassatie heeft voorgesteld.

De Hoge Raad beoordeelt het middel en stelt vast dat het in de uitspraak van het Hof genoemde tariefbesluit niet verbindend is, omdat het niet op de juiste wijze bekendgemaakt is. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat het waterschap Veluwe, als een waterschap, niet onder de bepalingen van artikel 82 van de Provinciewet valt. Dit betekent dat de rechtsgeldigheid van de verordeningen van het waterschap niet in het geding is, ook niet in het geval dat de Provincie gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de bevoegdheid tot het instellen van de zuiveringsheffingen aan zichzelf te houden.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X. Dit arrest is vastgesteld op 23 oktober 1996 door vice-president A. Stoffer, samen met de raadsheren J. Urlings, W. Zuurmond, M. Fleers en H. Pos, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 mei 1995 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1989 opgelegde aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 ter zake van het perceel a-straat 1 te Q een aanslag in de zuiveringslasten van het zuiveringsschap Veluwe opgelegd ten bedrage van f 35.112,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het dagelijks bestuur van het zuiveringsschap Veluwe is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het dagelijks bestuur van het zuiveringsschap in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld. Het zuiveringsschap Veluwe heeft een vertoog schrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. Het middel komt erop neer dat het in 's Hofs uitspraak onder 4.1 genoemde tariefbesluit niet verbindend is omdat het niet is bekendgemaakt op een wijze die zeer nauw aansluit bij de wijze van publicatie welke in acht genomen zou moeten worden ingeval de Provincie de bevoegdheid tot het instellen van de onderhavige zuiveringsheffingen aan zichzelf zou hebben gehouden. 3.2. Het middel faalt. Het Zuiveringsschap is een waterschap zodat het bepaalde in artikel 82 van de Provinciewet niet van belang is voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van zijn verordeningen, ook niet indien het zoals hier gaat om een verordening tot de vaststelling waarvan het Zuiveringsschap bevoegd is omdat de Provincie te zijnen aanzien gebruik heeft gemaakt van de in artikel 6, lid 1, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren geboden mogelijkheid.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 23 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.