ECLI:NL:HR:1995:AA3154

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30312
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Bellaart
  • M. van der Putt-Lauwers
  • J. van Brunschot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 1993, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA, betreft een bedrag van ƒ 2.274,-- aan enkelvoudige belasting en een gelijk bedrag aan verhoging, berekend over de periode van 1 juli 1990 tot en met 31 mei 1991. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, zonder kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

In cassatie heeft belanghebbende aangevoerd dat de oproeping voor de mondelinge behandeling van zijn zaak niet aan hem is uitgereikt, noch dat er een kennisgeving van de aanbieding van het poststuk aan zijn adres is afgegeven. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet voldoende met redenen is omkleed, omdat deze geen vaststelling bevat van de feiten omtrent de uitreiking van de oproeping. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor nader onderzoek en een eventuele nadere mondelinge behandeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over een eventuele veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad vernietigt de eerdere uitspraak van het Hof en gelast dat het griffierecht van ƒ 300,-- door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed. Dit arrest is op 29 november 1995 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 1993 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 1 juli 1990 tot en met 31 mei 1991, ten bedrage van ƒ 2.274,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 2.274,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en dit besluit heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft zijn zaak doen toelichten door mr. E.J.M. Rosier, advocaat te Rotterdam.
3. Beoordeling van de klacht Indien een belanghebbende in cassatie aanvoert dat de hem bij aangetekend schrijven gezonden oproeping voor de mondelinge behandeling van zijn zaak voor het gerechtshof niet aan hem is uitgereikt, noch van de aanbieding van het poststuk een kennisgeving aan zijn adres is afgegeven, dient de uitspraak de vaststelling in te houden van feiten waaruit voortvloeit dat en wanneer deze uitreiking casu quo kennisgeving heeft plaatsgevonden. Nu 's Hofs uitspraak niet een zodanige vaststelling behelst, kan deze, als niet voldoende met redenen omkleed, niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een desbetreffend nader onderzoek, en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, voor een eventuele nadere mondelinge behandeling van de zaak na hernieuwde oproeping van belanghebbende.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--, en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na heden zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is op 29 november 1995 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.