ECLI:NL:HR:1995:AA3152
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- De Moor
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake inkomstenbelasting 1988
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 augustus 1994. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988, waarbij aan belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 86.963,-- was opgelegd. Deze aanslag werd verlaagd met investeringsbijdragen van ƒ 3.312,-- en verhoogd met desinvesteringsbetalingen van ƒ 3.664,--. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In het cassatiegeding heeft de Staatssecretaris van Financiën het beroep bestreden. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten besproken en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is op 13 december 1995 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.