ECLI:NL:HR:1995:AA3150
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van X B.V. tegen navorderingsaanslag vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 september 1994. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1988. Aan X B.V. was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 4.577.860, met een vermindering van de belasting door investeringsbijdragen van ƒ 1.531.014. Later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar hetzelfde belastbaar bedrag, maar met een andere vermindering van de belasting door investeringsbijdragen van ƒ 356.938. De verhoging van de nagevorderde belasting was 100 procent, waarvan bij besluit van de Inspecteur 75 procent werd kwijtgescholden. X B.V. ging in beroep tegen deze navorderingsaanslag bij het Hof, dat de aanslag verminderde, maar niet tot het gewenste resultaat van X B.V. leidde.
X B.V. stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof en voerde een middel van cassatie aan. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden in een vertoogschrift. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van X B.V. verworpen. Dit arrest is op 13 december 1995 vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Van der Linde en Bellaart, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.