ECLI:NL:HR:1995:AA3141
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- De Moor
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 november 1994. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1991. De oorspronkelijke aanslag bedroeg ƒ 46.686,--, maar na bezwaar is deze door de Inspecteur verminderd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 20 december 1995 het beroep verworpen. Het arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen, samen met de raadsheren Bellaart en De Moor, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.