ECLI:NL:HR:1995:AA3126

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30141
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag parkeerbelasting en kosten wielklem door gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag parkeerbelasting en een beschikking voor kosten van een wielklem opgelegd door de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag, die dateert van 9 augustus 1991, bedroeg in totaal ƒ 61,--, waarvan ƒ 2,50 aan belasting en ƒ 58,50 aan kosten. Daarnaast werd een bedrag van ƒ 60,-- gevorderd voor de kosten van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem. Na bezwaar tegen deze aanslagen, handhaafde de Directeur van de dienst parkeerbeheer de aanslag en beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de Directeur, waarop belanghebbende cassatie instelde. In cassatie werd onder andere aangevoerd dat de gemeente in strijd had gehandeld met artikel 59, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat belanghebbende niet in de gelegenheid was gesteld om zijn bezwaarschrift te splitsen in twee afzonderlijke bezwaarschriften. Het Hof oordeelde echter dat de gemeente, hoewel zij formeel in strijd had gehandeld, de proceskosten niet hoefde te splitsen omdat belanghebbende hierdoor niet in zijn processuele belangen was geschaad.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er geen misverstand kon bestaan over de verschuldigdheid van de parkeerbelasting, aangezien het duidelijk was dat er betaald diende te worden. Het ontbreken van officiële verkeersborden was niet relevant voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd op 22 november 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 februari 1994 betreffende na te melden aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en beschikking kosten wielklem van de gemeente Amsterdam.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is terzake van het parkeren op 9 augustus 1991 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam opgelegd ten bedrage van ƒ 61,--, bestaande uit ƒ 2,50 aan enkelvoudige belasting en ƒ 58,50 aan kosten. Tevens is bij beschikking van belanghebbende een bedrag van ƒ 60,-- gevorderd ter zake van de kosten van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem. De aanslag en de beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur van de dienst parkeerbeheer van de gemeente Amsterdam gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Directeur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Gemeente heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1 Het Hof heeft geoordeeld dat de Gemeente naar de letter genomen heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 59, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot 1994), nu zij belanghebbende niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn bezwaarschrift - dat naar het oordeel van het Hof was gericht tegen zowel de naheffingsaanslag parkeerbelasting als tegen de beschikking kosten wielklem - te splitsen in twee afzonderlijke bezwaarschriften. Het Hof heeft vervolgens, in het licht van de in 5.1 van de bestreden uitspraak genoemde omstandigheden, om proceseconomische redenen terecht ervan afgezien het bezwaar alsnog te doen splitsen, nu belanghebbende daardoor niet in enig processueel belang is geschaad. In zoverre falen de klachten. 3.2. Het oordeel van het Hof dat in het onderhavige geval door de Gemeente aannemelijk is gemaakt dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor het door belanghebbende in de a-straat parkeren van een auto redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat voldoende duidelijk was dat ter plaatse voor het parkeren betaald diende te worden door middel van het in werking stellen van een parkeerautomaat, kan als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Het ontbreken van officiële verkeersborden, waarmee belanghebbende kennelijk bedoelt in bijlage II van het toentertijd geldende Reglement verkeersregels en verkeerstekens opgenomen verkeerstekens kan in dit oordeel geen wijziging brengen omdat dat Reglement geen regels bevat ter zake van de aanduiding van plaatsen waar kan worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Voor zover de klachten van een andere opvatting uitgaan treffen zij derhalve geen doel. 3.3 De klachten falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is op 22 november 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.