ECLI:NL:HR:1995:AA3119
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 mei 1994, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1990, bedroeg ƒ 603,-- zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
In het geding in cassatie heeft belanghebbende verschillende klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en vastgesteld dat het Hof, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak inzake de heffing van inkomstenbelasting, terecht heeft geoordeeld dat de Inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft opgelegd op basis van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten van belanghebbende tegen het oordeel van het Hof doel treffen. De uitspraak van het Hof is vernietigd en het geding is verwezen naar een ander gerechtshof voor verdere beoordeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft gelast dat het griffierecht van ƒ 300,-- aan belanghebbende wordt vergoed door de Staatssecretaris van Financiën. Dit arrest is op 27 september 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en andere raadsheren, en is in het openbaar uitgesproken.