ECLI:NL:HR:1995:AA3110

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • C.H.M. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de waardering van onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de vennoten van de vennootschap onder firma X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 23.100,--, was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging van een onroerende zaak door de belanghebbenden. Na bezwaar tegen de aanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd, waarna de belanghebbenden in beroep gingen bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep.

In cassatie werd vastgesteld dat de belanghebbenden op 7 november 1991 een tankstation op verontreinigde grond hadden verkregen, inclusief de bijbehorende inventaris. In de notariële akte was opgenomen dat de verkoopster verantwoordelijk was voor de kosten van het schoonmaken van de ondergrondse bodemverontreiniging. De totale tegenprestatie voor de verkrijging van het tankstation bedroeg ƒ 550.000,--, waarvan ƒ 40.000,-- was toe te rekenen aan de inventaris. De Hoge Raad oordeelde dat het bedrag van ƒ 510.000,-- niet alleen de prijs voor de overdracht van het tankstation was, maar ook de verplichting van de verkoopster om de schoonmaakkosten te dragen. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof onjuist had geoordeeld door het volledige bedrag als tegenprestatie voor de verkrijging van de onroerende zaak aan te merken.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan de zijde van de belanghebbenden. Dit arrest is op 6 december 1995 uitgesproken door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en C.H.M. Jansen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Den Ouden.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de vennoten van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 oktober 1994 betreffende na te melden aan hen opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan de vennoten van de vennootschap onder firma X (hierna: belanghebbenden) is ter zake van een door hen verkregen onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 23.100,-- zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbenden zijn tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Blijkens een notariële akte van 7 november 1991 hebben belanghebbenden een op verontreinigde grond staand tankstation verkregen met de daarbij behorende inventaris. In die akte is vermeld dat belanghebbenden en de verkoopster van het tankstation zijn overeengekomen dat laatstgenoemde "alle kosten verbonden aan het schoonmaken van de ondergrondse bodemverontreiniging" voor haar rekening zal nemen. totale tegenprestatie bedroeg ƒ 550.000,--, waarvan ƒ 40.000,-- is toe te rekenen aan de verkregen inventaris. 3.2. De onder 3.1 vermelde feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat tegenover de verbintenis van belanghebbenden tot betaling van een geldsom van ƒ 510.000,-- niet alleen stond de verkrijging van het onderhavige tankstation maar ook de verplichting van de verkoopster om alle kosten verbonden aan het schoonmaken van de grond voor haar rekening te nemen. Aldus vormde het door belanghebbenden betaalde bedrag van ƒ 510.000,-- de prijs voor twee prestaties, waarvan één niet was de overdracht van het tankstation. 3.3. Onjuist is mitsdien het oordeel van het Hof, dat het gehele bedrag van ƒ 510.000,-- als tegenprestatie voor de verkrijging van de onderhavige onroerende zaak moet worden aangemerkt. 3.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als hierna vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbenden wordt vergoed het door hen ter zake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,-- en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op ƒ 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 6 december 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken