gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 24 augustus 1994 op het verzoek van X te Z, strekkende tot een veroordeling in de proceskosten in verband met het intrekken van een beroep.
1. Geding voor het Hof Belanghebbende heeft een bij het Hof ingesteld beroep tegen een uitspraak van de Inspecteur betreffende een haar voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ingetrokken omdat de Inspecteur haar inmiddels was tegemoetgekomen, bij welke intrekking zij tevens verzocht een afzonderlijke kostenveroordeling uit te spreken. Nadat de Inspecteur daartegen verweer had gevoerd en vervolgens van de zijde van belanghebbende bij brief van 15 augustus 1994 op dit verweer was gereageerd, heeft het Hof genoemd verzoek in zoverre toegewezen, dat de Staat der Nederlanden werd gelast aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van ƒ 710,- te betalen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 10 maart 1995 geconcludeerd tot vernietiging van de aangevallen uitspraak en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie 3.1. Het onderwerpelijke geding betreft een verzoek tot het uitspreken van een afzonderlijke kostenveroordeling ter gelegenheid van het intrekken van een beroep, als bedoeld in artikel 5a, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3.2. Middel II klaagt erover, kort gezegd, dat het Hof bij de behandeling van het verzoek het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden.
3.3. Dienaangaande is het volgende van belang. Blijkens de stukken van het geding heeft het verweer van de Inspecteur ertoe geleid dat, kennelijk naar aanleiding van een schrijven van het Hof, belanghebbende alsnog een brief bij het Hof heeft ingediend, gedateerd 15 augustus 1994 en bevattende een reactie op bedoeld verweer, zulks met betrekking tot het onderwerp van geschil (de vraag of hier sprake is van "door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand" in de zin van artikel 1, lid 1, letter a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures). Nadat bedoelde brief aan de Inspecteur was toegestuurd, heeft het Hof, zonder hem gelegenheid te hebben gegeven nog op de inhoud van de brief te reageren, op 24 augustus 1994 uitspraak gedaan.
3.4. De hiervóór in 3.3 vermelde gang van zaken is in strijd met de eisen van een behoorlijke rechtspleging, zodat het middel gegrond is. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De zaak moet worden verwezen opdat de Inspecteur alsnog gelegenheid krijgt op genoemde brief te reageren. Middel I behoeft geen behandeling. Opmerking verdient evenwel dat de in dit middel geponeerde stelling volgens welke bij echtgenoten reeds op grond van de huwelijksrelatie geen sprake is van een enkel door zakelijkheid bepaalde verhouding, welk huwelijksgoederenregime tussen hen ook geldt, geen steun vindt in het recht.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 4 oktober 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.Nr. 30.628 Mr Van Soest
Derde Kamer A Conclusie inzake:
Inkomstenbelasting/premie 1990 de staatssecretaris van Financiën
Parket, maart 1995 tegen:
X