ECLI:NL:HR:1995:AA3100

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30598
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 1993, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA, betreft een bedrag van ƒ 6.389,-- aan enkelvoudige belasting en een gelijk bedrag aan verhoging, berekend over de periode van 1 oktober 1990 tot en met 30 september 1991. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd en geen kwijtschelding van de verhoging verleend. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad, op basis van het verweer van de Staatssecretaris, geoordeeld dat er termen zijn voor een teruggave van het griffierecht en een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van ƒ 300,-- vergoedt aan belanghebbende, evenals de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op ƒ 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 18 oktober 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 1993 betreffende na te melden naheffings- aanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA een naheffingsaanslag in de motor- rijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijd- vak 1 oktober 1990 tot en met 30 september 1991, ten bedrage van ƒ 6.389,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 6.389,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daarte- gen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en dit besluit heeft beves- tigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak be- roep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver- toogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechts- vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten Gelet op hetgeen de Staatssecretaris in zijn vertoogschrift heeft aangevoerd, te weten dat hij de Inspecteur heeft verzocht de naheffingsaanslag te verminderen tot een aanslag berekend naar een kwart van de jaarbelasting, vooralsnog met een verhoging van 100%, acht de Hoge Raad termen aanwezig voor een teruggave van het in cassatie verschuldigd geworden griffierecht, alsmede voor een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, zoals hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belangheb- bende wordt vergoed het ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--, en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebben- de, vastgesteld op ƒ 1.420,-- voor beroepsmatig ver- leende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 18 oktober 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.