ECLI:NL:HR:1995:AA3062

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30262
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • Wildeboer
  • Zuurmond
  • Herrmann
  • Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kapitaalsbelasting en de status van onderlinge waarborgmaatschappijen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 1995 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van de naamloze vennootschap X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 april 1994. De zaak betreft de voldoening van kapitaalsbelasting door belanghebbende, die een bedrag van ƒ 629.550,-- had voldaan op aangifte in verband met de inbreng van een gehele onderneming door de onderlinge waarborgmaatschappij A U.A. in het vermogen van belanghebbende. De Inspecteur had besloten geen teruggaaf te verlenen op het bezwaar van belanghebbende, waarna het Hof de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld. In de beoordeling van de middelen heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de regeling van de kapitaalsbelasting inhoudt dat de Nederlandse wetgever, gebruikmakend van de bevoegdheid uit de Europese richtlijn, een onderlinge waarborgmaatschappij zonder in aandelen verdeeld kapitaal niet als kapitaalvennootschap aanmerkt. Dit oordeel van het Hof is door de Hoge Raad als juist beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde verder dat de Nederlandse wetgeving, die geen aanspraak op vrijstelling van kapitaalsbelasting toekent aan A U.A. omdat deze geen lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal is, niet in strijd is met de Europese richtlijn.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep van belanghebbende verworpen. Dit arrest is vastgesteld door vice-president A. Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en is op 8 maart 1995 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de naamloze vennootschap X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 april 1994 betreffende na te melden voldoening op aangifte van kapitaalsbelasting.
1. Op aangifte voldane belasting, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbende heeft een bedrag van ƒ 629.550,-- aan kapitaalsbelasting op aangifte voldaan, ter zake van de inbreng van een gehele onderneming door de onderlinge waarborgmaatschappij A U.A., gevestigd te Z, in het vermogen van belanghebbende tegen uitgifte van aandelen. Op het daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur besloten geen teruggaaf te verlenen. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. Met het in onderdeel 4.1 van de bestreden uitspraak weergegeven oordeel heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat in de regeling van de kapitaalsbelasting ligt besloten dat de Nederlandse wetgever - gebruikmakend van de hem in artikel 3, lid 2 van de Richtlijn van de Raad voor de Europese Gemeenschappen van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, nummer 69/335 EEG (Publicatieblad EG, nr. L 249/25), zoals gewijzigd op 9 april 1973 en 10 juni 1985, gegeven bevoegdheid - een onderlinge waarborgmaatschappij zonder een in aandelen verdeeld kapitaal niet als kapitaalvennootschap heeft aangemerkt en voorts dat dit meebrengt dat een zodanige waarborgmaatschappij niet voor de toepassing van artikel 7, eerste lid van genoemde richtlijn met een kapitaalvennootschap is gelijk te stellen. Deze oordelen zijn juist. Middel 1 faalt derhalve. 3.2. Uitgaande van de in 3.1 weergegeven oordelen heeft het Hof met juistheid geoordeeld, naar in 4.2 van zijn uitspraak ligt besloten, dat de Nederlandse wetgeving ingevolge welke te dezen geen aanspraak bestaat op vrijstelling van kapitaalsbelasting omdat A U.A. geen lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal is, niet in strijd is met artikel 7 van genoemde richtlijn. Ook middel 2 faalt derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 maart 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.