ECLI:NL:HR:1995:AA3057
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Urlings
- J. Zuurmond
- H. Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op de aan X te Z opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 50.365,--. Na het bezwaar had de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde tot ƒ 49.165,--. De Staatssecretaris van Financiën stelde hiertegen cassatie in.
In cassatie werd vastgesteld dat de belanghebbende, werkzaam als docent beeldende vorming, reiskosten en toegangsgelden had gemaakt voor het bezoeken van musea en exposities ter voorbereiding van zijn lessen. Deze kosten, ter hoogte van ƒ 1.200,--, werden door het Hof niet als aftrekbaar beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat deze kosten wel degelijk verband hielden met excursies en studiereizen, maar dat ze niet aftrekbaar waren volgens de geldende wetgeving. Het middel van de Staatssecretaris werd gegrond verklaard, en de Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad concludeerde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat de zaak door de Hoge Raad zelf kon worden afgedaan. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd op 11 oktober 1995 vastgesteld door de raadsheer Urlings als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.