ECLI:NL:HR:1995:AA3024
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- W. Wildeboer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- H. Herrmann
- F. Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verontreinigingsheffing oppervlaktewateren en de kwalificatie van woonruimte
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 4 maart 1994. De zaak betreft een aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren van de provincie Groningen voor het jaar 1991, opgelegd aan belanghebbende ten bedrage van ƒ 975,--. Na bezwaar door belanghebbende is de aanslag door Gedeputeerde Staten gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van Gedeputeerde Staten, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende in 1991 een perceel verhuurde aan vijf studenten, die gezamenlijk gebruik maakten van keuken, wc en douche. De aanslag in de verontreinigingsheffing was gebaseerd op 13 vervuilingseenheden, berekend volgens de bij de Verordening zuiveringsbeheer behorende tabel afvalwatercoefficienten. De Hoge Raad oordeelt dat het perceel voor de toepassing van de Verordening niet kan worden gekwalificeerd als 'woonruimte', zoals eerder vastgesteld in een arrest van de Raad van 23 juli 1984.
De Hoge Raad behandelt ook de klachten van belanghebbende. De klacht dat het nummer 44 van de tabel afvalwatercoefficienten leidt tot een te hoge vervuilingswaarde wordt verworpen wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Evenzo faalt de klacht dat een lekkende stortbak in 1991 zou hebben geleid tot een te hoog watergebruik, omdat deze omstandigheid niet voldoende grond biedt om af te wijken van de berekening op basis van verbruikte hoeveelheid water.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 8 februari 1995 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.