ECLI:NL:HR:1995:AA3021
Hoge Raad
- Cassatie
- Wildeboer
- Urlings
- Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendgoedbelastingen en feitelijk gebruik van een perceel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 1995 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de onroerendgoedbelastingen die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 1989, gerelateerd aan een perceel grond in erfpacht van de gemeente Rotterdam. De aanslagen waren aanvankelijk opgelegd op basis van het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijke gebruik van de onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 11 te Z. Na bezwaar van belanghebbende zijn de aanslagen door de Directeur van de Dienst Gemeentelijke Belastingen verminderd tot een heffingsgrondslag van ƒ 12.500.000,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Directeur bevestigde.
In cassatie heeft belanghebbende de vraag aan de orde gesteld of zij als feitelijk gebruiker van het perceel kan worden aangemerkt, ondanks dat er op het perceel bouwactiviteiten plaatsvonden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat belanghebbende het perceel bij de aanvang van het belastingjaar metterdaad gebruikte. Dit oordeel werd niet als onjuist of onbegrijpelijk beschouwd en de Hoge Raad kon de feitelijke beoordeling van het Hof niet verder toetsen. Het middel van belanghebbende, dat stelde dat er geen sprake was van feitelijk gebruik omdat het pand bestemd was voor verhuur aan een derde, werd verworpen.
De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep van belanghebbende. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 4 januari 1995, met de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Herrmann.