ECLI:NL:HR:1995:AA3015

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30653
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Wildeboer
  • Zuurmond
  • Herrmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 43.281,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.

In cassatie heeft de belanghebbende twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad beoordeelt de middelen en komt tot de conclusie dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het criterium uit een eerder arrest van de Hoge Raad alleen van toepassing is in situaties waarin een werknemer een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt. Dit betekent dat het primaire middel faalt.

Daarnaast wordt in het subsidiaire middel aangevoerd dat de belanghebbende in 1991 is verhuisd in verband met een overplaatsing in 1989. De Hoge Raad oordeelt dat hierop geen acht kan worden geslagen, omdat dit feit niet eerder voor het Hof is aangevoerd en een beoordeling daarvan een feitelijk onderzoek zou vereisen, wat in cassatie niet mogelijk is.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Herrmann, en is op 12 juli 1995 in raadkamer vastgesteld en op 24 juli 1995 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
d e r d e k a m e r
nr. 30.653
12 juli 1995
TB
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 12 augustus 1994 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 43.281,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat het criterium dat is opgenomen in rechtsoverweging 3.5 van het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 1993, gepubliceerd in BNB 1993/98 - verwezen zij ook naar blz. 45 van de BNB Lijst van verbeteringen en aanvullingen - alleen van toepassing is in een situatie waarin een werknemer een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt (Hoge Raad 25 januari 1995, nr. 30.228, BNB 1995/78). Het middel onder primair faalt derhalve.
3.2. Voor zover belanghebbende in het middel onder subsidiair aanvoert dat hij in 1991 is verhuisd in verband met zijn overplaatsing in 1989 kan op dat feit geen acht worden geslagen, nu uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet blijkt dat daarop ook reeds voor het Hof een beroep is gedaan, en beoordeling van dat beroep een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie geen plaats meer is.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, in raadkamer van 12 juli 1995 en op 24 juli 1995 in het openbaar uitgesproken.