ECLI:NL:HR:1995:AA1680
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over zelfstandigenaftrek en ondernemersrisico's in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 april 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.795,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende, geboren in 1959, tot maart 1990 loon uit dienstbetrekking genoot en daarnaast freelance journalistieke werkzaamheden verrichtte. In 1990 ontving hij inkomsten van verschillende opdrachtgevers, maar de Inspecteur verleende geen zelfstandigenaftrek in zijn aangifte inkomstenbelasting. Het Hof oordeelde dat de voordelen die belanghebbende genoot niet als winst uit onderneming konden worden aangemerkt, omdat zijn activiteiten geen duurzame organisatie van kapitaal en arbeid vormden. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat belanghebbende in 1990 geen debiteurenrisico of andere specifieke ondernemersrisico's liep.
De Hoge Raad oordeelde echter dat deze overweging onbegrijpelijk was, aangezien de feiten erop wezen dat belanghebbende wel degelijk risico liep met betrekking tot het verkrijgen van opdrachten en dat hij het risico had dat zijn artikelen niet geplaatst zouden worden. De Hoge Raad concludeerde dat het middel gegrond was en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën gelast om het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en werd belanghebbende in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een eventuele veroordeling van de wederpartij in de proceskosten.