ECLI:NL:HR:1995:AA1677

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30196
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. van der Linde
  • J. Bellaart
  • M. van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 maart 1994. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990, waarbij aan belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 127.810,-- was opgelegd. Belanghebbende heeft, met schriftelijke toestemming van de Inspecteur, rechtstreeks beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft gehandhaafd.

Na de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 29 maart 1995 vastgesteld door de raadsheer A. van der Linde als voorzitter, samen met de raadsheren J. Bellaart en M. van der Putt-Lauwers, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 maart 1994 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 127.810,--. Belanghebbende is tegen die aanslag, met schriftelijke toestemming van de Inspecteur op de voet van artikel 26, lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst vóór 1 januari 1994), rechtstreeks in beroep gekomen bij het Hof, dat de aanslag heeft gehandhaafd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 29 maart vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.