ECLI:NL:HR:1995:AA1673

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en de afschrijving op onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 1993. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 99.550,-- had. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

Belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van een BV, had op 20 juli 1988 een onroerende zaak gekocht van de BV voor ƒ 27.485,--, met een voorbehoud van gebruik voor vijftien jaar. De waarde van de onroerende zaak op het moment van de koop was ƒ 115.000,--. De Hoge Raad oordeelt dat de overeenkomst tussen belanghebbende en de BV zo moet worden geïnterpreteerd dat de BV de onroerende zaak onder voorbehoud van vruchtgebruik in eigendom heeft overgedragen.

De Hoge Raad stelt vast dat bij een onroerende zaak die belast is met een recht van vruchtgebruik, de afschrijving voor de bloot eigenaar moet worden berekend over de waarde van de volle eigendom ten tijde van de verkrijging, tenzij de vruchtgebruiker de waardevermindering vergoedt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte de afschrijving heeft berekend op basis van de werkelijke aanschafkosten van ƒ 27.485,--. Dit leidt tot de conclusie dat het middel van belanghebbende gegrond is.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van ƒ 300,-- aan belanghebbende. Belanghebbende krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele veroordeling van de wederpartij in de proceskosten.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 1993 betreffende de hem voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 99.550,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van een BV, heeft op 20 juli 1988 van deze BV een, op eerste verzoek van de koper te leveren, onroerende zaak gekocht voor een prijs van ƒ 27.485,--. De BV heeft zich bij de koopovereenkomst het gebruik voorbehouden voor een periode van vijftien jaar. De waarde van de onroerende zaak bedroeg ten tijde van voormelde koopovereenkomst ƒ 115.000,--. 3.2. De in 3.1 vermelde overeenkomst moet kennelijk aldus worden verstaan dat belanghebbende en de BV zich in hun onderlinge verhouding hebben willen gedragen als had de BV aanstonds de onroerende zaak onder voorbehoud van een recht van vruchtgebruik in eigendom overgedragen. 3.3. Ingeval een onroerende zaak belast is met een recht van vruchtgebruik, dient voor de bloot eigenaar de afschrijving op de onroerende zaak te worden berekend over de waarde van de volle eigendom daarvan ten tijde van de verkrijging, tenzij de vruchtgebruiker de waardevermindering van de zaak ter goedmaking waarvan de afschrijving dient, aan de eigenaar vergoedt (HR 15 juni 1994, nr. 29 195, BNB 1994/263). 3.4. Er is geen reden om met betrekking tot de in 3.2 weergegeven overeenkomst de in 3.3 vermelde regel niet toe te passen. 3.5. Hieruit volgt dat middel III, dat is gericht tegen het oordeel van het Hof dat de berekening van de in artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bedoelde afschrijving op de onderhavige onroerende zaak dient te geschieden op basis van de werkelijke aanschafkosten, zijnde ƒ 27.485,--, gegrond is. Hierdoor komen de door de Inspecteur voor het Hof aangevoerde stellingen die het Hof niet heeft behandeld, alsnog aan de orde. Aangezien hiervoor mede een onderzoek van feitelijke aard nodig is dient verwijzing te volgen. De overige middelen behoeven geen behandeling meer.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--, en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na de dag van de uitspraak in het openbaar zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, in raadkamer van 24 juli 1995 en in het openbaar uitgesproken.