ECLI:NL:HR:1995:AA1665
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- Wildeboer
- Zuurmond
- Herrmann
- Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en proceskosten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 mei 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 62.569,--. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
In het cassatiegeding heeft de Staatssecretaris van Financiën een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Een belangrijk punt van discussie betreft de aftrekbaarheid van proceskosten die zijn gemaakt om vermindering te bewerkstelligen van door een belastingplichtige verschuldigde uitkeringen tot levensonderhoud. De Hoge Raad oordeelt dat deze kosten niet aftrekbaar zijn volgens artikel 35, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch als persoonlijke verplichtingen in de zin van artikel 45 van die wet.
De Hoge Raad stelt verder dat proceskosten die betrekking hebben op het behouden van uitkeringen tot levensonderhoud wel voor aftrek in aanmerking komen, maar dat in dit geval geen sprake is van een verboden ongelijke behandeling zoals bedoeld in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBP). De Hoge Raad concludeert dat het middel afstuit op het feit dat er geen gelijke gevallen zijn, aangezien de kosten van inkomsten verschillen van die van uitgaven.
Ten slotte oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en spreekt het arrest uit in raadkamer op 5 juli 1995, met de vice-president Stoffer als voorzitter en de overige raadsheren.