ECLI:NL:HR:1995:AA1660

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30496
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Urlings
  • H. Herrmann
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en inentingskosten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 20 juli 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 25.950,--, maar na bezwaar werd deze ambtshalve verminderd tot ƒ 25.227,--. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze was verminderd.

Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld. Een van de belangrijkste klachten betrof de kosten van inenting tegen cholera, die belanghebbende en zijn echtgenote hadden gemaakt. Het Hof had geoordeeld dat deze kosten niet konden worden gerekend tot de uitgaven ter zake van ziekte, zoals vermeld in artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt echter dat inentingskosten, ook al zijn ze ter voorkoming van ziekte, naar hun aard wel degelijk tot de geneeskundige hulp behoren.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klacht over de procesorde faalt, omdat het Hof de schriftelijke uitwerking van de ambtshalve verleende vermindering niet bij zijn beoordeling heeft betrokken. De overige klachten van belanghebbende zijn eveneens afgewezen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 24.920,--. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën gelast het griffierecht van ƒ 300,-- aan belanghebbende te vergoeden. Belanghebbende krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele veroordeling van de wederpartij in de proceskosten.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 20 juli 1994 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.950,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Bij beschikking van 30 december 1992 heeft de Inspecteur de aanslag nadien ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.227,--. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze bij die beschikking is verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende en zijn echtgenote gemaakte kosten van inenting tegen cholera - welke kosten blijkens een tot de gedingstukken behorende nota van de GGD te Z ƒ 307,-- hebben belopen - niet tot de in artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 vermelde uitgaven ter zake van ziekte kunnen worden gerekend nu die inentingskosten strekten tot voorkoming van ziekte. Dat oordeel kan niet als juist worden aanvaard. Inentingskosten, ook al strekken zij tot voorkoming van ziekte, behoren naar hun aard tot de in voormelde bepaling vermelde uitgaven voor geneeskundige hulp. 3.2. Bij de klacht dat het Hof in strijd met een goede procesorde heeft gehandeld door de schriftelijke uitwerking van de ambtshalve verleende vermindering die de Inspecteur, zoals ter zitting afgesproken, na afloop van de zitting aan het Hof heeft toegezonden, niet aan belanghebbende toe te zenden, heeft belanghebbende geen belang aangezien het Hof die uitwerking niet bij zijn beoordeling van het geschil heeft betrokken. De klacht faalt derhalve. 3.3. De overige klachten falen eveneens. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 3.4. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 24.920,--, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van zijn beroep in cassatie gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 300,-- en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na de dag van de uitspraak in het openbaar zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie en het geding voor het Hof.
Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, in raadkamer van 24 juli 1995 en in het openbaar uitgesproken