ECLI:NL:HR:1995:AA1651

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • C. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onroerend-goedbelastingen en gemeentewet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juli 1995 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 juni 1994. De zaak betreft de onroerend-goedbelastingen die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 1991 door de gemeente Noordwijk. De aanslagen waren gebaseerd op een oppervlakte van 5.801 vierkante meter, maar na bezwaar zijn deze verminderd tot 4.237 vierkante meter. Belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders, maar het Hof heeft de aanslagen gehandhaafd zoals deze ambtshalve zijn verminderd.

In cassatie werd de vraag behandeld of de vermenigvuldigingscijfers in de aanslagen voldoen aan de eisen van artikel 273, tweede lid, van de gemeentewet (oud). De Hoge Raad oordeelde dat, ondanks een afwijking van meer dan 25 procent in het voordeel van de belastingplichtige, de vermenigvuldigingscijfers niet in strijd zijn met de gemeentewet. De Hoge Raad concludeerde dat de verordening tot heffing van onroerende-zaakbelastingen niet onverbindend verklaard kan worden, ook al werkt deze in het voordeel van de belastingplichtige. De klachten van belanghebbende werden verworpen.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor gemeenten om bij het vaststellen van onroerend-goedbelastingen rekening te houden met de waarde in het economische verkeer, maar biedt ook ruimte voor afwijkingen die in het voordeel van de belastingplichtige werken. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de gemeentewet en de toepassing van belastingverordeningen.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 juni 1994 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1991 opgelegde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente Noordwijk.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1991 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijke gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente Noordwijk opgelegd naar een omgerekende oppervlakte van 5.801 vierkante meter, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders zijn gehandhaafd. Burgemeester en Wethouders hebben bij ambtshalve genomen beschikking van 16 december 1992 de aanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar een heffingsgrondslag van 4.237 vierkante meter. Belanghebbende is van de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslagen gehandhaafd zoals deze ambtshalve zijn verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat de waarde per omgerekende vierkante meter inzake de in de aanslagen betrokken onroerende zaak ruim 33 percent meer bedraagt dan de gemiddelde waarde per omgerekende vierkante meter van alle onroerende zaken in de gemeente. 3.2. In cassatie is de vraag aan de orde of ook in een zodanig geval - een afwijking van meer dan 25 percent in het voordeel van de belastingplichtige - moet worden geoordeeld dat de vermenigvuldigingscijfers niet voldoen aan de ingevolge artikel 273, tweede lid, van de gemeentewet (oud) daaraan te stellen eisen en of in verband daarmee ten aanzien van belanghebbendes onroerende zaak aan de Verordening onroerend-goedbelastingen 1987 verbindende kracht moet worden ontzegd. 3.3. Ingeval - zoals hier - een verordening tot heffing van onroerende-zaakbelastingen naar de oppervlaktemaatstaf moet worden getoetst aan het in artikel 273, tweede lid, van de gemeentewet (oud) neergelegde vereiste dat de vermenigvuldigingscijfers op benaderende wijze rekening houden met verschillen in waarde in het economische verkeer, zou bij strijd met dat vereiste de door de rechter te verlenen rechtsbescherming over haar doel heen schieten als de verordening ten aanzien van de betrokken onroerende zaak onverbindend zou worden verklaard ook als de verordening in het voordeel van de belastingplichtige werkt. Laatstbedoelde situatie doet zich hier voor. Voor een gedeeltelijke onverbindendverklaring bestaat derhalve geen grond. 3.4. De van een andere opvatting uitgaande klachten falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, in raadkamer van 24 juli 1995 en in het openbaar uitgesproken.