ECLI:NL:HR:1995:AA1646
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Urlings
- J. Zuurmond
- H. Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en beoordeling van klachten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 augustus 1994. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 1984. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 189.829, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd met een belastbaar inkomen van ƒ 207.229, zonder verhoging. Belanghebbende ging in beroep tegen deze navorderingsaanslag, maar het Hof handhaafde deze.
In cassatie heeft belanghebbende zijn bezwaren tegen de uitspraak van het Hof ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en stelt vast dat de uitlegging van de standpunten van partijen voorbehouden is aan de feitenrechter. Het Hof heeft geoordeeld dat er geen geschil was over de kennis van de bank met betrekking tot de rente op de spaarbiljetten, en dit oordeel wordt door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het Hof niet verplicht was om in te gaan op de bezwaren van belanghebbende tegen de bewijsmiddelen van de Inspecteur, omdat het Hof zijn oordeel niet op deze bewijsmiddelen heeft gebaseerd. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en verwerpt het beroep. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer Urlings als voorzitter, samen met de raadsheren Zuurmond en Herrmann, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 1995.