ECLI:NL:HR:1995:AA1614
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- De Moor
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 18 augustus 1993 werd gedaan. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Hierop volgde een beroep bij het Hof, dat op 28 augustus 1992 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De belanghebbende ging in verzet tegen deze beschikking, en het Hof verklaarde dit verzet gegrond.
De Staatssecretaris van Financiën stelde cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. In de beoordeling van het cassatiemiddel oordeelde de Hoge Raad dat het Hof terecht had geoordeeld dat het griffierecht door de belanghebbende tijdig was betaald. Daarnaast oordeelde het Hof dat de ontvankelijkheid van het bezwaar niet was bewezen door de Inspecteur, wat betekende dat de belanghebbende in zijn verzet moest worden ontvangen.
De Hoge Raad merkte echter op dat het Hof buiten de rechtsstrijd was getreden door zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het bezwaar, terwijl het verzet enkel betrekking had op de niet-ontvankelijkheid wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De Hoge Raad concludeerde dat het cassatiemiddel terecht was, maar niet tot cassatie kon leiden, omdat het zich richtte tegen een overweging die niet de basis vormde voor de beslissing van het Hof.
De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd gewezen door vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Bellaart, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in raadkamer op 28 juni 1995. Tevens werd er een recht geheven van ƒ 300,-- van de Staatssecretaris van Financiën.