ECLI:NL:HR:1995:AA1609
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Bellaart
- J. De Moor
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake vennootschapsbelasting en aansprakelijkstelling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 juni 1994. De zaak betreft een geschrift van de Inspecteur met betrekking tot een aansprakelijkstelling van A voor de vennootschapsbelasting van de naamloze vennootschap naar Antilliaans recht B N.V. te Q (Aruba) voor het jaar 1987. X had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en verzocht om machtiging om het bezwaarschrift in te dienen. De Inspecteur weigerde dit, omdat er al een beroepsprocedure liep over dezelfde aanslag. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van X niet-ontvankelijk, wat X vervolgens aanvecht in cassatie.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van X en concludeert dat het Hof terecht heeft overwogen dat X geen machtiging kon overleggen voor de vennootschap en niet gemachtigd was om namens A op te treden. Ook het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om een vergunning was niet gericht tegen een uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de gronden van het Hof, die leiden tot de niet-ontvankelijkheid van X, zelfstandig zijn en dat de klachten van X niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X. Dit arrest is op 21 juni 1995 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren De Moor en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.