ECLI:NL:HR:1995:AA1603
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Bellaart
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 1995 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 september 1994. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die aan belanghebbende, X te Z, was opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA. De naheffingsaanslag was berekend over het tijdvak van 1 maart 1992 tot en met 28 februari 1993, met een totaalbedrag van ƒ 1.846,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 923,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, maar het Gerechtshof heeft de aanslag en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd.
De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep werd betoogd dat het Hof de bewijslast onjuist had verdeeld en dat de omstandigheden rondom de zijruiten van het motorrijtuig niet correct waren beoordeeld. Het Hof had overwogen dat de zijruiten ten tijde van de controle zwart waren gespoten en dat het verwijderen van de verf het glas zou beschadigen, waardoor de ruiten niet meer als zodanig konden worden gebruikt. De Inspecteur had echter gesteld dat de verf met gepaste hulpmiddelen binnen een halve dag kon worden verwijderd.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat het oordeel van het Hof, dat de blindering een permanent karakter had, niet in cassatie kon worden getoetst. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de Staatssecretaris en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.