ECLI:NL:HR:1995:AA1590

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 mei 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30159
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Urlings
  • H. Herrmann
  • J. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 februari 1994. De zaak betreft een aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam voor het jaar 1990, opgelegd aan belanghebbende als zakelijk gerechtigde tot een onroerende zaak die is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De aanslag bedroeg ƒ 52,-- en werd na bezwaar door de Inspecteur der Gemeentebelastingen gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

In cassatie heeft belanghebbende de uitspraak van het Hof bestreden. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende met betrekking tot de schending van artikel 279 van de Gemeentewet. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de geraamde opbrengst van het rioolaansluitingsrecht niet boven de geraamde gemeentelijke uitgaven uitging. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Belanghebbende had voor het Hof niet geklaagd over de verordening die de dekking van andere kosten dan die van de aansluiting op de gemeentelijke riolering zou kunnen betreffen.

De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen, ook voor het overige. Gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie is er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 3 mei 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 februari 1994 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 als zakelijk gerechtigde tot een op de gemeentelijke riolering aangesloten onroerende zaak een aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam opgelegd ten bedrage van ƒ 52,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur der Gemeentebelastingen is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft met betrekking tot de vraag of artikel 279 van de gemeentewet is geschonden geoordeeld dat de Inspecteur in zijn tot de gedingstukken behorende brief van 30 juni 1993 en vervolgens ter zitting van 3 december 1993 aannemelijk heeft gemaakt dat de geraamde opbrengst van het onderhavige rioolaansluitingsrecht niet uitgaat boven de geraamde gemeentelijke uitgaven ter zake. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat belanghebbende voor het Hof niet erover heeft geklaagd en de stukken van het geding niet dwingen tot de veronderstelling dat de Verordening ertoe zou leiden dat het rioolaansluitingsrecht strekt tot dekking van andere kosten dan die welke verband houden met de aanwezigheid van de aansluiting op de gemeentelijke riolering (Hoge Raad 12 januari 1994, nr. 29 579, BNB 1994/84). In zoverre falen de klachten. 3.2. De klachten falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 3 mei 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.