ECLI:NL:HR:1995:AA1577
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 maart 1994. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991, waarbij aan belanghebbende een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.775,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd, maar de aanslag heeft gehandhaafd na een ambtshalve vermindering.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 17 mei 1995 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.