ECLI:NL:HR:1995:AA1572
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van der Linde
- J. de Moor
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 april 1994. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij aan belanghebbende een aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 30.919,--. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur verminderd tot een bedrag van ƒ 778,--, maar later ambtshalve verder verlaagd naar een belastbaar inkomen van ƒ 29.898,--, met een te betalen bedrag van ƒ 412,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde maar de aanslag handhaafde zoals deze ambtshalve was verminderd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klacht beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klacht niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en bepaald dat aan belanghebbende het bedrag van ƒ 150,-- wordt terugbetaald, dat was gestort ter vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof. Dit arrest is op 24 mei 1995 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren De Moor en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.