ECLI:NL:HR:1995:AA1571
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- Wildeboer
- Urlings
- Zuurmond
- Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over woonforensenbelasting en geschiktheid van een zomerwoning als woning
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boarnsterhim tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de aan wijlen Y opgelegde aanslag in de woonforensenbelasting voor het jaar 1988. De aanslag was opgelegd omdat Y, zonder hoofdverblijf in de gemeente, meer dan negentig dagen van dat jaar een gemeubileerde woning ter beschikking had. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de gemeente deze, waarna de zoon van Y in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de aanslag en de uitspraak van de gemeente, wat leidde tot het cassatieberoep van de Burgemeester en Wethouders.
In cassatie werd de vraag behandeld of de zomerwoning van Y als woning in de zin van artikel 275 (oud) van de Gemeentewet kan worden aangemerkt. Het Hof had geoordeeld dat de zomerwoning niet geschikt was voor normale menselijke bewoning, wat de Hoge Raad bevestigde. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het feitelijke oordeel niet onbegrijpelijk was. Hierdoor kon het in cassatie niet met vrucht worden bestreden.
De Hoge Raad besloot het beroep te verwerpen en stelde belanghebbende in de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd op 26 april 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Herrmann, en werd in het openbaar uitgesproken. Tevens werd er een griffierecht van ƒ 300,-- opgelegd aan de Burgemeester en Wethouders, dat verrekend kan worden met een eerder betaald recht van ƒ 150,--.