ECLI:NL:HR:1995:AA1537

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • F. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag loonbelasting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de loonbelasting. De uitspraak van het Hof werd op 14 maart 1994 aan de partijen verzonden, waarbij het afschrift aan E te S ter attentie van D werd gestuurd, die als gemachtigde van belanghebbende het beroepschrift had ingediend. Tijdens de zitting op 7 december 1993 trad F op als gemachtigde van belanghebbende, en zij was werkzaam als advocaat en belastingadviseur bij E te S. Het beroepschrift in cassatie werd op 27 april 1994 ter griffie van het Hof ingediend, maar de Hoge Raad moest beoordelen of dit beroep ontvankelijk was, gezien de termijn van zes weken die verstreken was na de verzending van de uitspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had hoeven begrijpen dat D zijn hoedanigheid als gemachtigde had verloren, en dat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie aanving op 15 maart 1994. De argumenten die door de gemachtigde in haar brief van 27 juni 1994 werden aangevoerd, konden het verzuim niet wegnemen. Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden.

De uitspraak werd op 22 maart 1995 gedaan door de vice-president Stoffer, samen met de raadsheren Wildeboer en Fleers, en werd in het openbaar uitgesproken. De beslissing van de Hoge Raad was dat belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep in cassatie.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 maart 1994 betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie 1.1. Blijkens een door de Griffier van het Hof op de uitspraak gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak bij aangetekend schrijven aan partijen verzonden op 14 maart 1994. Het voor belanghebbende bestemde afschrift werd verzonden aan E te S ter attentie van D, die als gemachtigde van belanghebbende het beroepschrift tegen de naheffingsaanslag had ingediend. De uitspraak van het Hof vermeldt dat ter zitting van 7 december 1993 als gemachtigde van belanghebbend eis opgetreden F. Zij was toen en ook thans nog werkzaam als advocaat en belastingadviseur bij E te S en heeft namens belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. 1.2. Het beroepschrift in cassatie is, blijkens een door de Griffier van het Hof daarop gestelde aantekening, op 27 april 1994 ter griffie van het Hof binnengekomen en blijkens het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is ontvangen op die datum ter post bezorgd. 1.3. De Griffier van de Hoge Raad heeft de gemachtigde van belanghebbende in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat, hoewel te rekenen met ingang van 15 maart 1994 op 27 april 1994 meer dan zes weken waren verstreken, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij met het indienen van het beroepschrift in verzuim is geweest. 1.4. Anders dan F in haar brief van 27 juni 1994 betoogt, behoefde het Hof niet het enkele feit dat de gemachtigde - evenals de indiener van het beroepschrift tegen de naheffingsaanslag werkzaam bij E - ter zitting van 9 december 1993 als gemachtigde optrad niet te begrijpen dat D die hoedanigheid had verloren, zodat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie aanving op 15 maart 1994. 1.5. Ook hetgeen de gemachtigde overigens nog heeft aangevoerd in haar brief van 27 juni 1994 vermag het in 1.2 bedoelde verzuim niet weg te nemen. 1.6. Het beroep is mitsdien niet-ontvankelijk.
2. Beslissing De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep in cassatie.
Dit arrest is op 22 maart 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden
, en op die datum in het openbaar uitgesproken.