ECLI:NL:HR:1995:AA1530
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- W. Wildeboer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- H. Herrmann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van reiskosten voor plechtige steenzetting in verband met overlijden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 24 maart 1994 werd gedaan. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 94.105,-- had. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De centrale vraag in deze procedure is of de reiskosten die belanghebbende heeft gemaakt voor het bijwonen van de plechtige steenzetting in Israël op het graf van zijn in 1990 overleden schoonmoeder, kunnen worden aangemerkt als uitgaven ter zake van overlijden, zoals bedoeld in artikel 46, lid 1, letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat niet alleen de aard en omvang van de kosten van belang zijn, maar ook of deze kosten in rechtstreeks verband staan met het overlijden.
De Hoge Raad concludeert dat de reiskosten in dit geval in een te ver verwijderd verband staan tot het overlijden van de schoonmoeder om voor aftrek in aanmerking te komen. De kosten van grafbedekking, zoals de kosten van een grafsteen, vallen wel onder de uitgaven ter zake van overlijden, maar de reiskosten voor het bijwonen van de steenzetting niet. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is op 5 april 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, en op die datum in het openbaar uitgesproken.