ECLI:NL:HR:1995:AA1514
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van der Linde
- C. de Moor
- C.H.M. Jansen
- M. van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag in premieheffing volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 november 1993, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen. Aan belanghebbende was aanvankelijk een premie-inkomen van f 22.815,-- opgelegd voor het jaar 1986, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een premie-inkomen van f 52.202,--, met een verhoging van de nagevorderde premie van 100 procent. De Inspecteur verleende geen kwijt schelding voor deze verhoging. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ontvankelijk verklaarde, maar de navorderingsaanslag handhaafde en het besluit van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep. De zaak werd toegelicht door mr. R.H. Dormeier, advocaat te Leiden.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen beslissing kon nemen over aangelegenheden die ook van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, zoals bepaald in artikel 54, lid 4, van de Algemene Ouderdomswet. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing.
Daarnaast wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over een eventuele veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 300,-- aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest is op 1 februari 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Van der Linde, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, en in het openbaar uitgesproken.