ECLI:NL:HR:1995:AA1514

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30036
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. van der Linde
  • C. de Moor
  • C.H.M. Jansen
  • M. van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag in premieheffing volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 november 1993, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen. Aan belanghebbende was aanvankelijk een premie-inkomen van f 22.815,-- opgelegd voor het jaar 1986, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een premie-inkomen van f 52.202,--, met een verhoging van de nagevorderde premie van 100 procent. De Inspecteur verleende geen kwijt schelding voor deze verhoging. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ontvankelijk verklaarde, maar de navorderingsaanslag handhaafde en het besluit van de Inspecteur bevestigde.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep. De zaak werd toegelicht door mr. R.H. Dormeier, advocaat te Leiden.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen beslissing kon nemen over aangelegenheden die ook van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, zoals bepaald in artikel 54, lid 4, van de Algemene Ouderdomswet. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing.

Daarnaast wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over een eventuele veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 300,-- aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest is op 1 februari 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Van der Linde, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 november 1993 betreffende na te melden navorderings aanslag in de premieheffing volksverzekeringen.
1. Aanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk voor het jaar 1986 was aangeslagen in de premieheffing volks verzekeringen naar een premie-inkomen van f 22.815,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen opgelegd naar een premie-inkomen van f 52.202,--, met een verhoging van de nagevorderde premie van 100 percent, van welke verhoging bij besluit van de Inspecteur geen kwijt schelding is verleend. Belanghebbende is tegen die aanslag en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep ontvankelijk heeft verklaard, deze navorderingsaanslag heeft gehandhaafd en dit besluit heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden, doch heeft zich met betrekking tot 's Hofs oordeel omtrent de ontvankelijkheid van het beroep gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. R.H. Dormeier, advocaat te Leiden.
3. Ambtshalve beoordeling van 's Hofs uitspraak Nu het beroep van belanghebbende betrekking had op aangelegenheden die tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, kon het Hof daarop, gelet op het bepaalde in artikel 54, lid 4, van de Algemene Ouderdomswet (tekst tot 1 januari 1990) nog geen beslissing nemen. 's Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. De Hoge Raad zal de zaak verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 300,--, en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na de uitspraak in het openbaar van dit arrest zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is op 1 februari 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.