ECLI:NL:HR:1995:AA1510

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30371
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. van der Linde
  • C.H.M. Jansen
  • A. van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 augustus 1993. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. Na het indienen van bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag en verleende geen kwijtschelding van de verhoging. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, maar werd bij beschikking van 4 augustus 1992 door de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Het Hof verklaarde het verzet van belanghebbende tegen deze beschikking ongegrond.

Belanghebbende stelde vervolgens cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad beoordeelde het beroep in cassatie en constateerde dat het beroepschrift geen klachten bevatte tegen de uitspraak van het Hof. Ook ambtshalve bleek er geen grond te zijn voor vernietiging van de uitspraak van het Hof. Hierdoor kon het beroep niet tot cassatie leiden.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en wordt het door belanghebbende betaalde griffierecht van f 75,-- teruggegeven door de Griffier van de Hoge Raad. Dit arrest is op 27 september 1995 vastgesteld door de raadsheren en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 augustus 1993 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voormelde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Bij beschikking van 4 augustus 1992 heeft de Voorzitter van voormelde Belastingkamer belanghebbende wegens het in gebreke blijven met de betaling van verschuldigde griffierecht binnen de termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 5, lid 5 (tekst vóór 1994), van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het beroep in cassatie Het beroepschrift in cassatie bevat geen klacht tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad is ook ambtshalve niet gebleken van een grond waarop die uitspraak zou behoren te worden vernietigd. Het beroep kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 september 1995 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde, als voorzitter, en de raadsheren C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van f 75,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven. De waarnemend griffier,