ECLI:NL:HR:1995:AA1509

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30688
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Wildeboer
  • Zuurmond
  • Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over vermogensbelastingaanslag

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 september 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1990. De aanslag was opgelegd naar een vermogen van f 508.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij enkele middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend en heeft tevens een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zich hierover schriftelijk uit te laten. Belanghebbende stelde in zijn brief dat hij de eerdere brief van de Griffier niet had ontvangen en dat hij het griffierecht zo spoedig mogelijk zou betalen.

De Hoge Raad oordeelde dat het aannemelijk was dat belanghebbende de brief niet had ontvangen en dat het griffierecht op 28 februari 1995 was ontvangen. Hierdoor kon niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim was. Vervolgens beoordeelde de Hoge Raad de middelen van cassatie, maar deze faalden. Het Hof had, uitgaande van de aan het Hof voorbehouden vaststelling van de feiten, een beslissing gegeven die niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en die naar de eisen der wet met redenen was omkleed.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en besloot het beroep te verwerpen. Dit arrest is op 25 oktober 1995 vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 september 1994 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de vermogensbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de vermogensbelasting opgelegd naar een vermogen van f 508.000,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Door de Staatssecretaris van Financiën is een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid wegens het niet betalen van het in cassatie verschuldigde griffierecht binnen de gestelde termijn. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 15 februari 1995 in de gelegenheid gesteld zich hierover schriftelijk uit te laten. In zijn brief van 21 februari 1995 betoogt belanghebbende dat hij de brief van de Griffier van de Hoge Raad waarin op de verschuldigdheid van het griffierecht wordt gewezen niet heeft ontvangen en dat betaling van het griffierecht zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De Hoge Raad acht aannemelijk dat belanghebbende genoemde, niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 7, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken ver zonden, brief niet heeft ontvangen. Het ter zake van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht is ontvangen op 28 februari 1995. Gelet op het voren staande kan niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
4. Beoordeling van de middelen De middelen falen, daar het Hof, uitgaande van de - aan het Hof voorbehouden - vaststelling van de feiten, een beslissing heeft gegeven die niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en die naar de eis der wet met redenen is omkleed.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 25 oktober 1995 vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.