ECLI:NL:HR:1995:AA1508
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Urlings
- C.H.M. Jansen
- Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over woonforensenbelasting en geschiktheid van een woonschip als gemeubileerde woning
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 19 oktober 1994 een aanslag in de woonforensenbelasting van de gemeente Boarnsterhim voor het jaar 1988 heeft gehandhaafd. De aanslag was opgelegd omdat belanghebbende zonder hoofdverblijf in de gemeente, gedurende meer dan negentig dagen van dat jaar, een gemeubileerde woning beschikbaar hield. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafden de Burgemeester en Wethouders de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit Hof bevestigde de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders, maar deze beslissing werd door de Hoge Raad op 2 maart 1994 vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te Arnhem bevestigde echter opnieuw de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld en een middel van cassatie aangevoerd. De Hoge Raad beoordeelt het middel en stelt vast dat volgens artikel 1 van de Verordening woonforensenbelasting in de gemeente Boarnsterhim een directe belasting wordt geheven van natuurlijke personen die zonder hoofdverblijf in de gemeente, gedurende meer dan negentig dagen, een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Het Hof oordeelde dat het woonschip van belanghebbende in het onderhavige jaar als een gemeubileerde woning moest worden aangemerkt, die geschikt was voor menselijke bewoning, ondanks de stelling van belanghebbende dat hij niet over adequate verwarming beschikte. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste opvatting van de relevante wetgeving en dat het middel faalt. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep.