ECLI:NL:HR:1995:AA1504
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- De Moor
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1989
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 juni 1994. Deze uitspraak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1989, die oorspronkelijk was opgelegd door de Inspecteur. Na bezwaar van belanghebbende is de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 108.300,--. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak, maar het Hof bevestigde de beslissing van de Inspecteur.
Vervolgens heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij twee middelen van cassatie zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 17 mei 1995 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Bellaart, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.