ECLI:NL:HR:1994:ZC1380
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Snijders
- J. Mijnssen
- M. Neleman
- A. Heemskerk
- C. Swens-Donner
- H. Hermans
- Rechtspraak.nl
Verhaal van bijstandsverlening en overschrijding van beroepstermijn door verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Gemeente Arnhem verzocht om verhaal van bijstandsverlening aan [verzoeker] op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW). Het verzoek is ingediend bij het Kantongerecht te Arnhem, waar de Kantonrechter op 23 februari 1993 het verzoek heeft toegewezen. [verzoeker] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Arnhem, maar werd op 5 augustus 1993 niet ontvankelijk verklaard omdat het beroep te laat was ingediend, na het verstrijken van de termijn van vier weken zoals voorgeschreven in de ABW.
[verzoeker] heeft in cassatie aangevoerd dat hij door omstandigheden, namelijk zijn verblijf in Turkije, niet tijdig op de hoogte was van de beschikking van de Kantonrechter. Hij stelde dat hij pas op 16 april 1993 van de beschikking kennis kon nemen, omdat hij tot die datum in Turkije was en het hem verboden was het land te verlaten. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die [verzoeker] in zijn verweer aanvoert, voor zijn rekening komen. De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de overschrijding van de beroepstermijn rechtvaardigen.
De Hoge Raad heeft het beroep van [verzoeker] verworpen, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal Asser tot verwerping van het beroep werd gevolgd. De uitspraak is gedaan door de vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Mijnssen, Neleman, Heemskerk en Swens-Donner, en openbaar uitgesproken door vice-president Hermans op 27 mei 1994.