Uitspraak
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Bij arrest van 23 december 1992 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
[verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
[verweerders] hebben hun zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal Bloembergen strekt tot verwerping van het beroep.
[eiser] heeft, stellende dat het overlijden van de paarden aan onrechtmatig handelen van [verweerder 1] en [verweerster 2] te wijten is geweest, hen in rechte aangesproken tot betaling van schadevergoeding. De Rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. Kort samengevat heeft het Hof geoordeeld dat [eiser] zich niet op het bepaalde in art. 6:173 BW kan beroepen, omdat dit artikel ingevolge art. 69 Overgangswet NBW in dit geval niet van toepassing is, en dat, nu [verweerders] niet wisten of behoefden te weten dat inwendig gebruik van taxus voor paarden fataal kan zijn, zij niet in strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid hebben gehandeld. Daarbij heeft het Hof kennelijk – evenals de Rechtbank – in het midden gelaten of [verweerders] wisten dat de struik een taxusstruik was, alsmede of [verweerster 2] de struik zodanig op de afvalhoop heeft gedeponeerd dat hij door het gaas van de afrastering heenstak, dan wel op een (voor de in de wei van [eiser] grazende paarden) veilige afstand van de afrastering.
Daartegen of [eiser] dit een en ander in de feitelijke instanties aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, vestigt een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser], die uitsluitend bestaat in het boven diens grond hebben van een gedeelte van een losliggende struik, nog niet een aansprakelijkheid voor een vergiftiging als hier heeft plaatsgevonden, in het bijzonder niet indien degeen die de struik aldus heeft neergelegd, niet wist of behoefde te weten dat die struik vergiftig was
Het onderdeel faalt derhalve.
Onderdeel 2.1 betoogt met een beroep op het hiervoor vermelde arrest van 8 januari 1982 dat het onzorgvuldig is om derden bloot te stellen aan het risico dat stoffen of zaken die men in zijn bezit heeft en waarvan men de schadelijke eigenschappen niet kent, schade veroorzaken. Onderdeel 2.2 voegt daaraan toe dat er geen aanleiding bestaat om anders te oordelen, indien de zaak, zoals in het onderhavige geval, een struik is.
22 april 1994.