ECLI:NL:HR:1994:AA3000

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29949
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en toepassing 35%-regeling voor buitenlandse belastingplichtige

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X, een Zweedse werknemer die in 1990 tijdelijk naar Nederland was uitgezonden binnen een internationaal concern. Hij had een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 1990, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur had de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 77.741. X ging in beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop volgde het cassatieberoep.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en stelt vast dat hij in 1990 54 van de 225 werkdagen in het buitenland had gewerkt. X had gekozen voor de toepassing van de 35%-regeling, zoals neergelegd in een resolutie van de Staatssecretaris van Financiën. Deze regeling houdt in dat hij als (fictief) buitenlandse belastingplichtige wordt beschouwd voor de heffing van loonbelasting, inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de 35%-aftrek correct heeft toegepast en dat de wijziging van de berekeningsgrondslag in de resolutie niet leidt tot een ander oordeel.

De Hoge Raad verwerpt de klachten van X, waaronder de stelling dat de beginselen van behoorlijk bestuur vereisen dat de meest gunstige uitleg van de resolutie moet prevaleren. De Hoge Raad concludeert dat deze opvatting geen steun vindt in het recht. De proceskosten worden niet toegewezen, en de Hoge Raad verwerpt het beroep van X.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 1993 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een naar een belastbaar binnenlands inkomen van f 77.741,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, die de Zweedse nationaliteit heeft, is in 1987 binnen internationaal concernverband als werknemer tijdelijk naar Nederland uitgezonden. In 1990 heeft belanghebbende van de 225 werkdagen 54 dagen in het buitenland gewerkt. Belanghebbende heeft geopteerd voor de toepassing van de zogenaamde 35%-regeling, welke is neergelegd in de resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 2 april 1986, nr. 285-1429, zoals gewijzigd bij resolutie van 28 december 1990, nr. DB 90/2748, BNB 1991/84 (hierna: de resolutie). Ingevolge deze resolutie wordt belanghebbende voor de heffing van de loonbelasting, inkomstenbelasting en vermogensbelasting als (fictief) buitenlandse belastingplichtige beschouwd. Voor het jaar 1990 behoort 171/225-gedeelte van belanghebbendes in 1990 genoten loon tot het binnenlandse onzuivere inkomen. Voor de berekening van de in de resolutie toegestane 35%-aftrek is belanghebbende evenwel - dit op grond van de omstandigheid dat in de resolutie de berekeningsgrondslag "loon in de zin van artikel 10 van de Wet loonbelasting 1964" is vervangen door "loon ingevolge de Cordinatiewet Sociale Verzekeringen" - uitgegaan van zijn volledige in dat jaar genoten loon. De Inspecteur heeft de 35%-aftrek verleend over 171/225-gedeelte van het loon, verminderd en vermeerderd zoals in de resolutie is bepaald.
3.2. Het Hof heeft het door de Inspecteur ingenomen standpunt juist geoordeeld. 3.3. Aldus oordelend heeft het Hof een juiste uitleg gegeven aan het bepaalde in de resolutie omtrent de berekeningsgrondslag van de 35%-aftrek. Die uitleg is in overeenstemming met doel en strekking van de in de resolutie vervatte regeling. Anders dan belanghebbende voor het Hof heeft betoogd en in cassatie heeft herhaald, leidt vorenbedoelde wijziging van de berekeningsgrondslag in de resolutie niet tot een ander oordeel. Met die wijziging is kennelijk slechts beoogd dat voor de toepassing van de zogenaamde 35%-regeling en van de vergelijkbare regeling voor de werknemersverzekeringen bij loonbelasting en werknemersverzekeringen kan worden uitgegaan van hetzelfde loonbegrip. Er kan niet uit worden afgeleid dat het uitgangspunt van de resolutie, een (fictieve) buitenlandse belastingplicht, bij het bepalen van de berekeningsgrondslag buiten aanmerking zou moeten blijven. De klachten 1 en 2 falen derhalve. 3.4. Ook klacht 3 faalt. De opvatting dat de beginselen van behoorlijk bestuur met zich brengen dat indien een resolutie op meer wijzen uitgelegd kan worden, in principe de voor de belastingplichtige meest gunstige uitleg prevaleert, vindt geen steun in het recht.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, in raadkamer van 23 november 1994.