ECLI:NL:HR:1994:AA2972

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29937
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • M. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • R. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de gemeente Heerenveen tegen uitspraak Gerechtshof Leeuwarden inzake onroerendgoedbelastingen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heerenveen tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 1 oktober 1993. De zaak betreft de opgelegde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen voor het jaar 1988 aan de besloten vennootschap X B.V. te Z, voor een onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 Z. De aanslagen waren gebaseerd op een oppervlakte van 58369 m2 en werden na bezwaar door de Burgemeester en Wethouders gehandhaafd. De belanghebbende, X B.V., ging in beroep bij het Hof, dat de aanslagen en de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders vernietigde.

In cassatie voerden de Burgemeester en Wethouders enkele klachten aan tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad beoordeelde deze klachten en concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de aanslagen vernietigd moesten worden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de objectafbakening, had vastgesteld dat niet was voldaan aan de eis dat rekening moest worden gehouden met verschillen in waarde in het economische verkeer. Dit maakte een onderzoek naar de objectafbakening overbodig.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de vervangingswaarde, zoals berekend in het taxatierapport, niet te laag was en dat de klachten van de gemeente Heerenveen faalden. De Hoge Raad achtte het niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad besloot de gemeente Heerenveen te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,--, en legde een recht van f 300,-- op voor het beroep.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heerenveen tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 oktober 1993 betreffende na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z voor het jaar 1988 opgelegde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen van de gemeente Heerenveen.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1988 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijke gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen van de gemeente Heerenveen opgelegd naar een omgerekende oppervlakte van 58369 m2, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heerenveen zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is van die uitspraak van Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak, alsmede de aanslagen vernietigd.
2. Geding in cassatie Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heerenveen hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft, veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de objectafbakening, bevonden dat de aanslagen moeten worden vernietigd omdat niet is voldaan aan de eis dat op benaderende wijze rekening is gehouden met verschillen in waarde in het economische verkeer. Deze gevolgtrekking maakt een onderzoek naar de juistheid van de objectafbakening overbodig. De klacht onder 4.1 faalt. 3.2. Het Hof heeft aannemelijk geoordeeld dat de in het taxatierapport van A berekende vervangingswaarde van f 15.250.000,-- zeker niet te laag is. Hierin ligt besloten het oordeel dat de omstandigheid dat in dat taxatierapport bij de berekening van de jaarlijkse afschrijvingen aan de opstallen na afloop van de gebruiksduur geen restwaarde is toegekend, niet tot een te lage vaststelling van de vervangingswaarde heeft geleid. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op zijn juistheid worden onderzocht. De klacht onder 4.4 faalt eveneens. 3.3. Ook de overige klachten falen. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie voor de onderhavige zaak en de daarmee samenhangende zaak onder nummer 29.938 redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. Met betrekking tot de kosten voor het Hof geldt, nu dat geding voor 1 januari 1994 is beëindigd, dat voor een veroordeling van de gemeente Heerenveen in die kosten door de belastingrechter geen plaats is (HR 2 maart 1994, nr. 29.281, BNB 1994/153).
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de gemeente Heerenveen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op f 2.840,--.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, in raadkamer van 14 september 1994.
Van Burgemeester en Wethouders wordt ter zake van dit beroep een recht geheven van f 300,--