ECLI:NL:HR:1994:AA2971

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29933
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Zuurmond
  • H. Herrmann
  • F. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Leeuwarden inzake vermogensbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 oktober 1993. De zaak betreft de aan belanghebbende, aangeduid als X, opgelegde aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1989. De aanslag was vastgesteld op een vermogen van f 985.709,--. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verlaagd tot f 633.576,--. Deze uitspraak is aan het arrest gehecht.

De Staatssecretaris van Financiën heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep is een vertoogschrift ingediend door belanghebbende. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof, in cassatie onbestreden, heeft geoordeeld dat bij de vaststelling van de waarde van het aandelenpakket voor de heffing van de vermogensbelasting de intrinsieke waarde van de bezittingen en schulden van de vennootschap als uitgangspunt moet worden genomen.

Het Hof heeft verder geoordeeld dat de waarde van de bezittingen en schulden van de vennootschap met 10 procent moet worden verminderd, rekening houdend met de omstandigheid dat gegadigden voor het aandelenpakket ook onroerende zaken zouden moeten aankopen, die als minder geschikte beleggingen worden gezien. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in de hoogte van de korting op de intrinsieke waarde, waardoor de uitspraak niet voldoet aan de eisen van de wet. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 oktober 1993 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1989 opgelegde aanslag in de vermogensbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag in de vermogensbelasting opgelegd naar een vermogen van f 985.709,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een vermogen van f 633.576,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat bij de vaststelling van de per 1 januari 1989 voor de heffing van de vermogensbelasting aan het onderhavige aandelenpakket toe te kennen waarde in het economische verkeer de intrinsieke waarde van de bezittingen en schulden van de vennootschap tot uitgangspunt moet worden genomen. 3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat ter bepaling van die waarde de waarde van de bezittingen en schulden van de vennootschap moet worden verminderd met 10 percent van de waarde van de tot de bezittingen behorende onroerende zaken, voor welk oordeel het Hof redengevend heeft geoordeeld dat gegadigden voor het gehele aandelenpakket rekening willen houden met de omstandigheid dat zij door het gehele aandelenpakket van de B.V. te kopen gedwongen zouden zijn indirect ook die onroerende zaken aan te schaffen, die hen, hoewel courant, als minder geschikte beleggingen of handelsobjecten voorkomen, in verband waarmee zij of een lagere opbrengst bij vervreemding daarvan zouden vrezen, dan wel in geval van afstoten kosten zouden hebben te verwachten.
3.3. Aan zijn in 3.2 vermelde oordelen heeft het Hof kennelijk ten grondslag gelegd de ervaringsregel dat bij gelijktijdige, gezamenlijke, verkoop van een aantal onroerende zaken, ook als het om courante onroerende zaken gaat, een lagere opbrengst valt te verwachten dan bij afzonderlijke verkoop van die zaken. Die ervaringsregel kan een korting op de intrinsieke waarde van aandelen als de onderhavige rechtvaardigen. De hoogte van de korting zal evenwel afhankelijk zijn van verschillende factoren, waaronder de - naar objectieve maatstaven te beoordelen - kwaliteit van de beleggingsportefeuille. De rechter die over de feiten oordeelt zal daarom inzicht moeten geven in zijn oordeel met betrekking tot de hoogte van de korting. 's Hofs oordeel te dezen laat evenwel bedoelde controle niet toe, zodat 's Hofs uitspraak op dit punt niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Het middel is gegrond en verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst het geding naar het Gerechtshof te
Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, in raadkamer van 14 september 1994.