ECLI:NL:HR:1994:AA2961
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 februari 1993, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting. De belanghebbende was aanvankelijk aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 130.445,-- voor het jaar 1988, maar kreeg een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 147.098,--, zonder verhoging. Tegen deze navorderingsaanslag heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft gehandhaafd.
In cassatie heeft de belanghebbende een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bepaalt dat het bedrag van f 150,-- dat door de belanghebbende is gestort voor de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof, door de Griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende wordt terugbetaald. Dit arrest is gewezen in raadkamer op 26 januari 1994 door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Heesakkers.