ECLI:NL:HR:1994:AA2961

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29501
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • C.H.M. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 februari 1993, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting. De belanghebbende was aanvankelijk aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 130.445,-- voor het jaar 1988, maar kreeg een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 147.098,--, zonder verhoging. Tegen deze navorderingsaanslag heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft gehandhaafd.

In cassatie heeft de belanghebbende een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bepaalt dat het bedrag van f 150,-- dat door de belanghebbende is gestort voor de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof, door de Griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende wordt terugbetaald. Dit arrest is gewezen in raadkamer op 26 januari 1994 door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Heesakkers.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 februari 1993 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 130.445,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 147.098,--, zonder verhoging. Belanghebbende is tegen die aanslag in beroep gekomen bij het Hof, dat de navorderingsaanslag heeft gehandhaafd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep, en bepaalt dat door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende wordt terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Heesakkers, in raadkamer van 26 januari 1994.