ECLI:NL:HR:1994:AA2945

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van der Linde
  • Bellaart
  • De Moor
  • Van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verrekening van investeringsbijdragen door een besloten vennootschap

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 augustus 1993. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek tot verrekening van investeringsbijdragen voor het boekjaar van 1 juli 1986 tot en met 30 juni 1987. De Inspecteur had op 21 november 1989 een beschikking afgegeven waarin het verzoek werd afgewezen. Na bezwaar werd deze beschikking door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in het boekjaar 1986/1987 een waterplas met oevers had aangekocht, die werd verhuurd als stortplaats voor tarragrond, een afvalproduct van de suikerproductie. Belanghebbende had aanspraak gemaakt op verrekening van investeringsbijdragen op basis van artikel 23b, lid 2, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Inspecteur had deze aanspraak afgewezen, wat leidde tot de procedure bij het Hof.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de investering moest worden aangemerkt als een investering in gronden volgens artikel 61a, lid 5, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het cassatiemiddel faalde, en de Hoge Raad verwerpt het beroep. Tevens werd er geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, omdat er geen termen aanwezig waren voor een dergelijke veroordeling. Dit arrest is gewezen op 5 oktober 1994 door de vice-president en andere raadsheren in raadkamer.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 augustus 1993 betreffende na te melden beschikking inzake verrekening van investeringsbijdragen.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbendes verzoek tot verrekening van investeringsbijdragen van het boekjaar van 1 juli 1986 tot en met 30 juni 1987 is door de Inspecteur bij beschikking van 21 november 1989 afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: In het boekjaar 1986/1987 heeft belanghebbende aangekocht een waterplas met oevers met een oppervlakte van 24.21.54 ha., waarvan 3.6 ha. oevergrond. De waterplas wordt door belanghebbende verhuurd als stortplaats voor zogenoemde tarragrond, zijnde aarde die na het schoonmaken van suikerbieten als afvalprodukt bij de suikerproduktie achterblijft. Bij haar aangifte over het boekjaar 1986/1987 heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op verrekening overeenkomstig artikel 23b, lid 2, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (in de voor het onderhavige boekjaar geldende tekst) van investeringsbijdragen ter zake van de aankoop van de waterplas, welke aanspraak door de Inspecteur bij de onderwerpelijke beschikking is afgewezen.
3.2. Het Hof heeft met juistheid geoordeeld dat de onderhavige investering dient te worden aangemerkt als een investering in gronden als bedoeld in artikel 61a, lid 5, (tekst 1986/1987) van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, De Moor en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer van 5 oktober 1994.